In zeer vroege- en ook latere jaren waren er volkeren met een zeer hoge graad van ontwikkeling en manier van communiceren. Zij stonden dicht bij hun eigen natuur, hun eigen kern en zo in contact met al wat er nog meer is tussen Hemel en Aarde. Zelfs tot aan het begin van de jaartelling en enkele honderden jaren daarna was dit nog het geval.
Daarna is men dit contact steeds meer kwijt geraakt. De vroege Kerk, dat wat de mens er van gemaakt heeft toen macht zijn intrede deed, heeft hier aan meegeholpen door de Vrijheid die er was in te kapselen door macht uit te oefenen, deze zeer te misbruiken en regels in te stellen welke veel angsten in het leven van de mens brachten. Het Goed en Slecht werd gebruikt om het volk volgzaam en in het gareel te houden. Andere zaken als het contact met de natuur en Moeder Aarde werden als Heidens (mensen van de heide) bestempeld. De kennis van Grote Meesters werden in een ander daglicht gezet en ging ‘verloren’.
Mede hierdoor beknelden de mensen in hun eigen handelen. Hun eigen ‘natuur’, het stukje dat in contact was met het Grote Geheel, werd onder curatele geplaatst. In plaats van te leren, hoe mens te zijn, werden zaken verboden en tot dan gewone zaken als slecht betiteld.
Steeds meer kwamen we, mede door dit handelen, in ons denken terecht. De verbondenheid met onze eigen natuur en daarmee onze intuïtie en andere manieren van communiceren ging steeds meer verloren. Ons denken, los van het hart, werd gebruikt om te manipuleren. Niets lijkt meer echt.
Leefsituatie aan het begin 20ste eeuw