Ik kan achter iemand staan omdat ik het roerend met hem eens ben en om hem daarin te steunen voor zover dat nodig is. Ik kan naast iemand staan om hem te helpen iets tot stand te brengen. Ik kan een tijdje vóór iemand staan om hem uit de wind te houden. Ik kan echter niet boven iemand staan, of onder iemand. Dat is niet natuurlijk en daarom onmogelijk.
We zijn hier om te leren. Om te groeien. Ook hebben we onszelf een opdracht meegegeven of hebben we die meegekregen. Onze positie in het leven van nu is daar een onderdeel van. Was het soms nodig om eenvoud te leren? Was het nodig om even een onbezorgd leven te leiden? Was het nodig om in dit leven leiding op ons te nemen om een betere leider te worden door te leren samen te werken? Was het nodig om niet zoveel middelen tot onze beschikking te hebben om te leren tevreden te zijn? Was het nodig om geduld te leren? Hoefden we eigenlijk alleen maar te stralen om daarin een voorbeeld te zijn? Is ons leven rustig voortkabbelend om in stilte te leren?
‘ Wie is meer: de moeder die de zorg heeft voor een kind en haar eigen leven daaraan ondergeschikt maakt, welk kind later voorbestemd is om een grote taak op zich te nemen?’ zeggen de Meesters.
Voelen we, zien we in hoe beperkend die gedachte is van meer zijn dan een ander en hoe afhankelijk dat ons maakt? Dat het erg veel energie kost om die gedachte in stand te houden of hoe we onszelf door die gedacht in een fictie plaatsen? Dat het Geheel uitgaat van gelijkheid en niet kan functioneren als er één radertje ontbreekt? Ontkend wordt?
Voelen we, zien we in hoe beperkend die gedachte is als we denken minder te zijn dan een ander? Hoe we ons Zelf daardoor afvallen waardoor we niet optimaal kunnen zijn wie we eigenlijk zijn?
Ons meer of minder voelen heeft zeer te maken met hoe we naar onszelf kijken. Zijn we in balans, zijn we tevreden, hebben we zelfvertrouwen dan kunnen we bewondering hebben voor de talenten en het handelen van anderen. Zijn we dat niet dan kunnen we jaloers zijn, meer willen hebben, onzeker zijn, ontevreden zijn met wie we zijn.
We zijn bovenal mens. Het kan dus voorkomen dat we ons nog niet bewust zijn van dat idee, die gedachte en daarom handelen zoals we handelen. Het komt dan voort uit onze onwetendheid. En dan nog is het een hele weg om die gedachte te transformeren. Het is voortgekomen uit wat we meegemaakt hebben, meegenomen hebben, of te weinig bevestigd zijn geweest.